Ferdinand Grapperhaus: ‘We verliezen broederschap uit het oog’
In zijn boek ‘Rafels aan de rechtsstaat’ betoogt Ferdinand Grapperhaus dat Nederland ‘in staat van ontbinding is’. Inkomen, kansen op de arbeidsmarkt, zorg en onderwijs worden steeds minder eerlijk verdeeld. Hij, groot, sterk en streng ogend, mag zelf tot de elite behoren – dat stoort hem.
Ferdinand Grapperhaus ontvangt me in het Apollo House waar hij tot 1 september het advocatenkantoor Allen & Overy bestuurde. Dat de advocaat en hoogleraar Arbeidsrecht minister van Justitie wordt, is dan nog slechts gefluister.
Je bent bereid in te leveren ten behoeve van de groeiende groep kansarmen en werkenden zonder zekerheid. Jong geleerd, oud gedaan?
‘Ja, mijn ouders hebben me geleerd flink te zijn, volgens Bijbelse principes. Door te laten zien hoe zij leven. Zij zijn zelf eenvoudig begonnen, net na de oorlog. Daarna ging het steeds beter. Ik groeide op in toenemende welvaart en daar lieten mijn ouders anderen van meegenieten. Ze hadden stukjes grond bij elkaar gekocht in Italië en een huisje gebouwd. Als we daar vakantie vierden, gingen de chauffeur en zijn gezin ook wel eens mee. Als mijn vader, toen hij staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Piet de Jong was, thuis een kerstborrel gaf, dan waren de bodes ook welkom. Hij was dan duidelijk geïnteresseerd in hen. Ik heb dat als kind meegekregen. A child is a father to the man.’
En een moeder …
‘Zeker. Ik herinner me dat ons dienstmeisje een brommerongeluk had. Dat mijn moeder meeging naar de politie om de verzekering goed te regelen. Als een kennis tekort werd gedaan door een huurbaas, ging ze mee om het moeilijke gesprek aan te gaan. Dat was bijna vanzelfsprekend. Als je zo jong bent, denk je dat iedereen is zoals jij, dat iedereen dat doet.’
Tot je met onrechtvaardige mensen werd geconfronteerd. Heb je daar een eerste herinnering aan?
‘Weer mijn moeder. Een klasgenootje was met zijn schooltas tegen een auto opgelopen. De bestuurder wees op de ijzeren gesp en zei schadevergoeding te gaan eisen. Mijn moeder zag geen schade en herkende de intimidatie. ‘Wacht maar af,’ zei ze, ‘we zullen wel zien of hij ook echt iets doet.’ Niets natuurlijk. Een beetje genade was op zijn plaats geweest.’
Dat ontbreekt in het huidige Nederland? Genade?
‘Daarvoor lijkt in de vrijemarkteconomie weinig ruimte. Het is nu ‘wie betaalt, krijgt voorrang’. Wie niet kan betalen, bekruipt het gevoel dat hij niet meer mee mag doen. We lijken grote groepen Nederlanders, de broederschap met hen, uit het oog te verliezen. Met de toenemende verschillen neemt de rechtvaardigheid af. En rechtvaardigheid gaat, zoals God voor gelovigen, boven alles. Daar hebben we de overheid voor aangesteld. Die bestaat dankzij de samenleving, de samenleving niet dankzij de overheid.’
De eerste rafel in jonge levens: het onderwijs. Wat heb je vooral geleerd?
‘Er ontstaan patronen in je denken. Onze ouders hadden ons al vrij gelaten in het vormen van onze eigen gedachten, waarvoor we ze heel dankbaar zijn. Dat herinner ik me ook van de Montessori in Bussum. Meester Rood! Een heel progressieve man. Reed in een Wartburg uit de DDR, stemde PPR en stond voor vrije creativiteit. Ik was zeven of acht en schreef met vriendjes de schoolkrant, in een donker hok. We schreven een heel eng verhaal, brood met spinnen, en zagen al voor ons hoe ouders op school kwamen klagen. Nou, van meneer Rood mochten we het gewoon publiceren. Die vrijheid is zo belangrijk voor je ontwikkeling. Anders leef je je leven van reservaat naar reservaat, altijd beperkt. Dat bleek wel toen ik rechten ging studeren. Bizarre tijd. Vooral die mensen die zich geen raad wisten met de vrijheid als student.’
Je ogen verraden meer herinneringen …
‘Pater Leije, op het Aloysius Gymnasium! Een reus van een man, heel lief. Ik was een jaar of dertien en hij had me tijdens een proefwerk betrapt op spieken met het lesboek op schoot. “Heb je gespiekt”, vroeg hij me na afloop, op de man af. Ik bekende. Toch kreeg ik tot mijn verbazing een 9. Hij keek me indringend aan: “Liegen is erger”. Dat zijn lessen die je nooit meer kwijtraakt: iedereen mag een fout maken, altijd.’
Lessen die niet meer voor iedereen zijn weggelegd?
‘Niet in redelijk gelijke mate. Daarom ben ik tegenstander van het leenstelsel. Onderzoek wijst uit dat kinderen uit lagere sociale klassen daardoor minder onderwijs genieten. Dan denk ik aan die schoolreizen waar niet alle kinderen aan mee konden doen. Daar had ik al een hekel aan. Als student begeleidde ik daarom kinderen uit probleemgezinnen in schoolkampen. Ik was toen 21 jaar, zij acht tot tien. Ik hoop dat die kinderen, nu tegen de veertig, iets van goedertierenheid hebben meegekregen.’
Een laatste rafel in veel levens: de zorg.
‘Het gaat om de mensen bij wie de eigen bijdrage zorg in de weg staat. Heel navrant was het ziekbed van mijn vrouw, die in 2016 is overleden. We waren bevoorrecht en kochten een echt goed bed. Kregen we te horen dat we nog steeds recht hadden op een huurbed …’
Het interview werd afgenomen toen Grapperhaus nog niet beëdigd was als minister van Justitie.
Gepubliceerd in FNV Magazine
FERDINAND GRAPPERHAUS (1959)
studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam en werd aldaar in 1984 beëdigd als advocaat en procureur. Van 1984 tot en met 1998 was hij werkzaam bij Schut & Grosheide advocaten, vanaf 1989 als partner. In 1995 promoveerde hij op het onderwerp Werknemersconcurrentie. Sinds 2000 was hij partner bij Allen & Overy, een internationaal advocatenkantoor. In 2005 werd Grapperhaus benoemd tot deeltijdhoogleraar (Europees) Arbeidsrecht aan de Universiteit Maastricht. Hij schreef blogs en zijn laatste boek is ‘Rafels aan de rechtsstaat’.