Participatie: wat werkt wel en wat niet

 

Hoe organiseer je als overheid het contact met burgers en bewoners? Dat was het onderwerp van een informatieve UCK-bijeenkomst op 28 mei in de Stadstuin aan de Europalaan, waar zo’n veertig UCK-leden bij aanwezig waren.

 

Hier vertelden Christine Bleijenberg (Hogeschool Utrecht) en Lars Schotel (Gemeente Utrecht) over dit onderwerp, beiden vanuit een andere invalshoek. Christine doet al jaren onderzoek naar het ontwerpen van ‘goede gesprekken’ tussen burgers, stakeholders en gemeente. Ook heeft zij onderzoek gedaan naar de door de gemeente Utrecht georganiseerde stadsgesprekken, waar Lars Schotel zich al een aantal jaren zich mee bezighoudt.

Participatiegesprekken niet populair 

Het bleek al snel dat driekwart van de aanwezigen regelmatig bijeenkomsten organiseert. Maar op de vraag wie er zou deelnemen aan een participerend gesprek, gingen er al een stuk minder handen omhoog. Redenen? Verkeerd tijdstip, het duurt lang, er wordt gezeurd, zure deelnemers en het gesprek is vaak gericht op wat mensen niet willen, waren enkele opmerkingen. Christine vulde zelf nog aan: de belangen verschillen, zakelijk en emotioneel lopen door elkaar, mensen beschikken over het algemeen over lage communicatieve vaardigheden, wantrouwen vaak de overheid. En, heel belangrijk: mensen kunnen niet goed luisteren en zich in elkaar verplaatsen.

Wat werkt wel?

Uit onderzoek is gebleken dat voor een goed gesprek nodig is dat de samenstelling van de groep divers is en representatief, zodat je vertegenwoordigers van alle opvattingen om de tafel hebt. Daar komt bij dat de groep niet heel groot hoeft te zijn,. Ook blijkt dat hoe dichterbij het onderwerp bij de deelnemers staat, hoe groter de opkomst is. En ook hoe concreter de stelling, hoe drukker het zal zijn. Ook de rol van de begeleider is belangrijk.

Een geslaagd stadsgesprek

Lars Schotel van de gemeente Utrecht gaf een paar mooie voorbeelden van geslaagde en minder geslaagde stadsgesprekken. Om maar met zijn favoriet te beginnen; dat was het gesprek over het energieplan: hoe zorgen we ervoor dat Utrecht klimaatneutraal is in 2030?
Van de duizend inwoners die waren uitgenodigd gaven er negenhonderd aan dat ze wilden deelnemen. Na loting bleven 165 deelnemers over, die op drie zaterdagen met elkaar energieplannen hebben ontwikkeld. “De deelnemers voelden zich door die loting uitverkoren. Ook was hierdoor voldoende diversiteit en representativiteit. Uiteindelijk heeft het tot een energieplan geleid waar de mensen het over eens waren,” zo vertelde Lars.

En hier werkte het niet

Een minder geslaagd tafelgesprek was dat over ‘Hoe van Rijnenburg een grootschalig energielandschap te maken’. Na het versturen van 10.000 brieven reageerden slechts 42 deelnemers. Voor- en tegenstanders bleven steeds discussiëren over of Rijnenburg wl of niet een energielandschap moest worden, terwijl dat juist uitgangspunt was. “Als je verwacht dat polarisatie groot wordt, organiseer dan geen stadsgesprek,” was Lars’ suggestie.

Straatgesprekken

Je kunt bewoners uitnodigen, maar je kunt ook naar de mensen toegaan. Dat gebeurde in Lunetten, waar straatgesprekken zijn gevoerd over een nieuwe omgevingsvisie. Via speciale praatpalen konden bewoners hun vragen stellen aan deskundigen van de gemeente. Bewoners kregen camera’s waarmee ze foto’s konden maken van zaken die ze belangrijk vinden. Uiteindelijk zijn er slechts zeven zienswijzen ingediend op de nieuwe omgevingsvisie. “Dat was echt heel erg weinig,” zo consateerde Lars. “We konden deze aanpak dan ook echt geslaagd noemen.”

De manier waarop

Christine poneerde tot slot nog even enkele wetenschappelijke inzichten. “Om een goed gesprek te kunnen voeren is acht deelnemers het maximum.” Lars: “Is dit aantal groter, begin dan plenair, laat ze dan in groepjes uit elkaar gaan, en kom daarna weer bij elkaar.” Een goede gespreksleider kan helpen. Bij een ingewikkeld onderwerp kan deze beter van buiten komen. En Christine besloot de avond met een heel duidelijk inzicht: “Het voeren van goede gesprekken helpt bij het vinden van een oplossing. Hoe we iets doen, de manier waarop, is vaak belangrijker dan de uitkomst. Mensen moeten voelen dat ze serieus worden genomen.”

Speelse ideeën

Na afloop bleek het onderwerp aansprekend te zijn geweest. Een communicatiemedewerkster kwam meteen met enkele goede ideeën. “Er zijn steeds meer leuke technische snufjes die je zou kunnen inzetten. Zo zou je bijvoorbeeld via de app Kahoot! tussentijds de mening van de deelnemers kunnen peilen. Ook zou je de Catchbox kunnen gebruiken, een speelse werpmicrofoon in de vorm van een zachte dobbelsteen, om mensen actief mee te laten doen.”

Christine Bleijenberg (l) en Lars Schotel 

Tekst en foto’s Anna Groot

Leave a Comment

Your email address will not be published.

Start typing and press Enter to search